“Ik wil dit doen, maar ik wil het wel samen met jou doen”

Overal waar je kijkt is wel iets Nederlands te vinden. De herkenbare blauwe figuurtjes, de stroopwafels en de klompen. Als je het kleine cafeetje ‘Tosti’ in Boedapest binnenloopt, bevind je je heel even weer in Nederland. Julika (29) en Cédrik (36) hebben Tosti twee jaar geleden opgezet samen. Ze vertellen over hoe zij in Hongarije zijn beland, het opstartproces van Tosti en over hun relatie.

Julika: “Ik wilde heel graag in Hongarije wonen. Ik ben voor de helft Roemeens, mijn vader komt uit het Hongaars sprekende deel en ik had al veel familie hier wonen in Hongarije. Nadat ik twee keer op uitwisseling ben geweest in Boedapest tijdens mijn studie wist ik het zeker: dit is wat thuis is.”

Cédrik: “Ik ben na mijn master in 2015 hier naartoe verhuisd. Ik kon geen baan vinden met die master in Nederland. Ik heb geschiedenis gestudeerd en daar kun je eigenlijk niks mee. Dus toen ben ik hier naartoe gekomen met het idee: ik blijf een jaartje en dan ga ik weg uit Europa. Nu zit ik hier inmiddels al acht jaar, dus dat is niet echt gelukt.”

“Ik heb echt van alles gedaan hier, onder andere gewerkt in het onderwijs. Toen merkte ik dat ik dat saai begon te vinden. Ik voelde niet dat ik dit nog twintig jaar ging doen. Dus of ik ga weg uit Hongarije, maar dat is een non-topic voor Julika, of ik moet maar iets verzinnen waarmee ik het wel naar mijn zin kan hebben.”

“Het idee van Tosti ontstond nadat ik een film heb gekeken waarin alles helemaal misging, de hele wereld ging kapot. Een personage in de film zei op gegeven moment: ‘Als al die ellende voorbij is, waarom gaan we dan niet gewoon broodjes verkopen?’ Gewoon een makkelijk leven, verder geen verplichtingen. En ik dacht: dat is eigenlijk best een leuk idee, dat kan ik ook wel gaan doen.”

“Toen ben ik naar Julika toegegaan, wij waren toen pas een paar maanden samen, en toen heb ik gezegd: ‘Ik wil dit doen, maar ik wil het wel samen met jou doen.’ Nou, toen lachte jij me gewoon uit.”

Julika: “Het was zo farfetched voor mij. We spreken allebei de taal niet. We hebben alle twee tijdens onze studententijd wel in de horeca gewerkt. Maar hoe je zo’n zaak opzet in een land waarvan je de taal niet spreekt? Je hebt geen idee van de overheidsstructuren, wat nodig is. Dus ik dacht: hoe kom je daarbij? We weten helemaal niks.”

“Maar eigenlijk was ik na één nachtje slapen al om. Als je het nu niet doet, dan doe je het nooit meer. Ik geloof er wel in dat als je eens in de zoveel tijd alles even door elkaar schudt en weer helemaal opnieuw begint, dat dat je creatief houdt.”

“Ja, Tosti is wel een beetje de lijm hoor”

Julika: “Het was ook niet echt wennen voor mij om opeens samen te werken met jou. Het voelt niet alsof ik een business partner van jou ben. Op papier ja, maar zo voelt het niet.”

Cédrik: “Het voelt zo normaal. Van de drie jaar dat we samen zijn, zijn we al meer dan tweeënhalf jaar dit aan het doen. We zijn nu zo geworden. Ik weet eerlijk gezegd ook niet of we samen zouden zijn zonder de zaak.”

Julika: “Dat weet ik ook niet.”

Cédrik: “Niet dat we dan niet bij elkaar zouden passen ofzo, maar mijn drang om hier weg te gaan was zo groot.”

Julika: “Ja, Tosti is wel een beetje de lijm hoor.”

“Ik dacht dit gaat niet meer goed komen”

Julika: “Ik weet nog dat jij veel meer kon genieten van het opstartproces dan ik. Ik had echt veel stress, want alles ging mis. De twee klusjesmannen konden niet met elkaar overweg, eentje maakte er een soepzooitje van, voor ik weet niet hoeveel geld, de kleur op de voorgevel was verkeerd.”

“Ik zat wel een beetje in de rats die eerste paar maanden. Ik dacht dit gaat niet meer goed komen. De zon scheen niet, niet alleen voor de winkel maar voor mijn hele leven ook even niet. Als hier niemand binnenkomt, dan denk je: ja verdorie, je hebt al je spaargeld erin gestopt en dan doe je zo je best om mensen hier naar binnen te lokken met je schaaltje stroopwafels. Mensen zijn toch een beetje bang voor het onbekende.”

“Ik had de gedachte toen: als we niet open waren gegaan, had niemand ons gemist. En dan weet je niet waarvoor je het doet. Nu wel hoor, als we nu een dag dicht zijn krijgen we reacties van gasten.”

Cédrik: “Dan worden we gebeld met: Hey, waar zijn jullie?”

Julika: “Dat is superleuk natuurlijk.”

Cédrik: “Laatst gebeurde er ook iets leuks. Er kwamen Ierse mannen een tosti eten bij ons en een week erna kwamen er weer andere Ieren langs. Ze vertelden dat ze in hun hostel hadden gehoord dat dit een leuke plek is. En dat gebeurde de week daarna nog een keer.”

Julika: “Dat doet natuurlijk wel iets voor je zelfvertrouwen.”

Cédrik: “We hebben hele lieve en trouwe gasten, die hier heen komen omdat ze het ons echt gunnen. Dat voelt nóg beter omdat wij weten door wat voor moeras wij heen hebben moeten waden.”

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.