Aankomende woensdag mogen alle volwassen Nederlanders weer naar de stembus. Dit jaar zijn er verkiezingen voor de Provinciale Staten. Wat houden deze verkiezingen in en waarom zou je moeten stemmen?
Eens in de vier jaar mag er gestemd worden voor de Provinciale Staten. Dat is vergelijkbaar met de Tweede Kamer bij landelijke verkiezingen. Na de verkiezingen wordt er door de partijen onderhandeld over een regerende coalitie. Die regering wordt het college van Gedeputeerde Staten genoemd; gedeputeerden zijn te vergelijken met ministers van de landelijke regering. De Gedeputeerde Staten vormen het dagelijks bestuur van de provincie dat geleid wordt door de Commissaris van de Koning, die- zoals de naam al zegt- benoemd wordt door de koning.
Waarom zou je stemmen?
Maar dan rest nog de vraag: waarom zou je voor deze verkiezingen stemmen? De provincie is de middelste bestuurslaag van Nederland; kleiner dan de staat (landelijke verkiezingen) en groter dan de gemeente (gemeenteraadsverkiezingen). De provincie heeft daarom ook taken die te klein zijn voor de landelijke regering, maar te groot zijn voor gemeenteraden.
Volgens de website van de Rijksoverheid heeft de provincie zeven kerntaken. Die taken zijn- in tegenstelling tot wat sommige mensen geneigd zijn te denken- zeker niet onbelangrijk. Nederland is klein, maar wel dichtbevolkt. Daarom moet de schaarse ruimte die er is goed verdeeld worden. Daar speelt de provincie een belangrijke rol bij. Gemeenten bepalen waarvoor hun eigen ruimte wordt gebruikt doormiddel van bestemmingsplannen. Zij kunnen echter niet bepalen wat er met de grond buiten de gemeenten moet gebeuren. Daarvoor is de provincie. Ook de infrastructuur tussen de gemeenten wordt door de provincie verzorgd.
Ook speelt de provincie een belangrijke rol op gemeentelijk niveau. Zo controleren ze of de gemeenten hun taken goed uitvoeren, speelt de Commissaris van de Koning een rol bij burgermeester-benoemingen en beslechten de Gedeputeerden Staten conflicten tussen gemeenten.
Lage opkomst
Onbelangrijk zijn deze verkiezingen dus zeker niet te noemen. Toch is de opkomst bij provinciale verkiezingen erg laag. In 2011 ging een krappe 56% van de stemgerechtigden naar de stembus en vier jaar later slonk dit aantal tot nog geen 48%. 2011 was zelfs de enige keer in de afgelopen twintig jaar dat de opkomst meer dan 50% bedroeg.
De reden voor die lage opkomst is vaak desinteresse. De Provinciale Statenverkiezingen zijn kennelijk voor de meeste mensen niet interessant genoeg. De impact die deze verkiezingen kunnen hebben, wordt daarmee echter ernstig onderschat. Een paar maanden na de Provinciale Statenverkiezingen mogen alle leden van de Provinciale Staten namelijk stemmen op de samenstelling van de Eerste Kamer, die een belangrijke rol speelt bij wetgeving op landelijk niveau.
Op dit moment heeft de landelijke regering in de Eerste Kamer een meerderheid van slechts één zetel. Na de Provinciale Statenverkiezingen kan die meerderheid dus verdwijnen. Dat heeft gevolgen voor wetten die op landelijk niveau worden gemaakt.
Ruimtelijke ordening, controle op gemeenten, invloed op landelijk niveau: als je deze taken naast elkaar ziet staan lijken de Provinciale Statenverkiezingen ineens helemaal niet meer zo onbelangrijk. Ze hebben verantwoordelijkheid over de indeling van ons landschap en spelen een rol op alle bestuurslagen.
Bovendien is het recht om te mogen stemmen iets waar in het verleden hard voor is gevochten en waar in sommige landen nog steeds voor gevochten moet worden. Stemrecht is een groot recht en het minste wat wij kunnen doen is er gebruik van maken.