Van hemel naar hel en weer terug

Waar ik mezelf jaren geleden iedere zondag kon vinden in de kerkbanken, kom ik mezelf nu steeds vaker tegen in het café. Ik probeer de blijvende leegte in me te vullen met een koud biertje in plaats van heilig water. De muren om me heen weerkaatsen niet langer de weemoedige klanken van orgelmuziek en harde woorden van verdoemenis, maar vrolijke klanken van rock-’n-roll muziek en woorden van onbezonnenheid vullen de ruimte.  

Een groter contrast is er bijna niet te bedenken. Toch heb ik nog steeds niet gevonden wat ik zocht. Waar ik naar opzoek ben? Rust. En dan niet het soort rust van een avondje op de bank liggen en nergens aan hoeven denken, maar de soort rust die je vindt in vertrouwen. Want hoewel ik dat vertrouwen ben kwijtgeraakt in God, heb ik het ook nog niet gevonden in mezelf. Nadat ik God vaarwel heb gezegd en opzoek ben gegaan naar dat wat mij dan wel kon leiden, zag ik dat mijn eigen kunnen hand in hand liep met mijn nog grotere onkunde. Gaandeweg kwam ik tot de ontdekking dat hoe meer ik op mezelf wilde vertrouwen, het wantrouwen in mezelf steeds groter werd. Misschien ben ik toch wel niet zo slim als ik dacht.

Een logische reactie na deze verontrustende ontdekkingen zou misschien zijn om rechtsomkeert te maken en terug te gaan naar daar waar ik vandaan kom. Misschien heb ik toch niet goed genoeg geluisterd en staat God nog steeds met open armen op me te wachten. Ben ik gewoon dat zoekgeraakte schaap of die verloren zoon. Maar een weloverwogen beslissing om te keren en de dappere poging om te beginnen aan mijn terugweg, strandde al snel bij een gigantisch blok dat was gebouwd door mijn ego. Na de vele reacties op mijn vertrek uit de kerk, die vooral bestonden uit opmerkingen als ‘hopelijk komt het ooit nog goed met je’ of ‘we blijven wel voor je bidden hoor’, was het mijn eer te na om terug te gaan en die mensen in hun eigen gelijk te voorzien. Koppig? Zeker. Flauw? Ook dat. Maar ik moest en zou laten zien dat ik het allemaal prima zelf kon. En zo kwam ik weer terug bij het verloren vertrouwen in mezelf.

Deze keer geen sprong, maar een rustige afdaling

Dat iets of iemand mij ooit zou kunnen overhalen om een tweede sprong te wagen leek uitgesloten. De eerste keer stortte ik op de klippen van mijn niet te missen ego, dat wilde ik mezelf niet nog een keer aandoen. Tot er op een dag iemand naast me kwam staan, mijn hand vastpakte met liefde en me voorzichtig weer aan die rand zette. Deze keer geen sprong, maar een rustige afdaling. Niet alles of niets, maar rustig stapje voor stapje.

En zo vind ik mezelf af en toe weer in die bekende, houten banken van het kerkgebouw. Nog zoekend en aarzelend, hart en ogen beide halfopen, maar met nieuwe inzichten en een blijvende drang naar iets van vertrouwen. Wie weet kan ik de leegte ooit vullen. Al is het maar een beetje.

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.