Ik typ deze column in een te gek hostel in Dublin. Zo’n hostel met pods in plaats van stapelbedden en waar elke muur Instagrammable is. Mijn herfstvakantie is nu en ik dacht vorige week: ik ga een tripje maken. Dus zaterdag vloog ik naar Belfast, pakte zondag de bus naar Dublin en zal morgen, weer terugvliegen naar Amsie. Het is leuk, ik zie te gekke architectuur en ik probeer indruk te maken op mensen die ik nooit meer zal zien.
Wacht, wat? Ja, echt. Ik probeerde indruk te maken op mensen die mijn naam niet eens weten. Die mijn gezicht de tweede keer niet eens zullen herinneren. Alsof hun mening ertoe doet. Zo droeg ik zondag een jurkje en was ik bang dat mijn hostelgenoten mij niet een échte solotraveler vonden, omdat ik geen wandelschoenen en wollen trui aan had. Aan de andere kant was ik bang dat Ierse meiden mij raar aankeken, omdat ik geen make-up op had en halflang haar heb. (Ze dragen hier echt ontzettend veel make-up en ik moet nog steeds een vrouw ontmoeten die korter haar heeft dan ik (vet jaloers)) Ik maakte het zo ingewikkeld voor mezelf, dat ik het niet meer kon ontkennen.
“Wacht, wat? Ja, echt. Ik probeerde indruk te maken op mensen die mijn naam niet eens weten”
Gisteravond wilde ik zo snel mogelijk douchen, zodat de andere meiden niet wakker lagen van de herrie van het vallende water. Het rare is dat ik nog maar twee van de maximaal negen andere meiden van mijn kamer heb gezien. Ik weet niet eens of er überhaupt iemand op de kamer was toen ik de douche in stapte?
Ik ben bang voor de mening, die ze waarschijnlijk niet eens zullen hebben, van iemand uit een ander land die maar één nachtje bij mij op de kamer slaapt. Heel gek? Nee, eigenlijk niet. Ik wil altijd dat iedereen goed over mij denkt, wat absoluut niet het geval zal zijn, maar wat ik wel hoop. En daar ben ik vast niet de enige in. Volgens mij vindt iedereen het wel fijn als anderen positief naar hem/haar kijkt.
“Ik zeg thuis tegen niemand dat ik in de kerk zing.”
Op vakantie is niet het enige moment dat ik mij zorgen maak om de mening van een ander. Zo zeg ik thuis ook tegen niemand dat ik (een soort van) in de kerk zing, aangezien iedereen in mijn omgeving op het conservatorium zit en dus 100 keer beter is in alles dan ik. Wat zouden zij denken? Ze denken vast dat ik hen na doe, een fake die erbij wil horen. Maar dan ben ik ook weer niet iemand die er dan bij zegt dat ik tot mijn dertiende zangles had, in verschillende koren zat en op een cd solo heb gezongen. (Was toen tien, klinkt echt vet cute, ook al was het een psalm.)
Ben ook bang om mensen te zeggen dat ik geen beste vriend(in) heb, omdat het vet eenzaam klinkt. Ik ben dan misschien alleen op vakantie, maar ik heb écht vrienden. Alleen geen beste. Tijdens mijn minor leer ik een boek schrijven, maar dat vind ik ook gek om te zeggen. Al helemaal om uit te leggen waar het over gaat. Want wat als ze het niet leuk vinden klinken? There goes my reputation uit the door.
“Taa bishes, ik ga naakt dansen op de straten van Dublin met een Guinness in elke hand.”
Zoveel onderwerpen waarvan ik denk dat anderen er een mening over hebben, wat waarschijnlijk niet eens het geval is. Ik ging nadenken over hoeveel meningen ik heb over wat een ander vertelt, doet of hoe diegene eruitziet tijdens een hostelbezoek. En eerlijk? I don’t care, dus dan denken zij er vast ook niet twee keer over na als ze mij zien.
Oké, nu weet iedereen (die dit leest) mijn juicy secrets. Ik laat officieel de mening van een ander los. Soort van. Hoop ik. Taa bishes, ik ga naakt dansen op de straten van Dublin met een Guinness in elke hand. (Mag ik dit zeggen op het platform van een christelijke hogeschool?) (Ik schrijf echt te veel tussen haakjes, maar jouw mening daarover maakt mij niks uit. Werkt eigenlijk best handig.)